• Nieuwsbrief
  • Posts
  • Terugblik op het politieke seizoen: hoe haal je als raadslid zingeving uit het werk?

Terugblik op het politieke seizoen: hoe haal je als raadslid zingeving uit het werk?

In deze nieuwsbrief een korte terugblik op het jaar en een reflectie op hoe het raadslidmaatschap zingevend wordt.

👋 Op donderdag 18 juli was er de laatste raadsvergadering van de gemeente Amsterdam. De vergadering sloot af met de herbenoeming van onze burgemeester Halsema door de Commissaris van de Koning. In haar speech stond zij stil bij dat gezag verdiend moet worden. Dat geldt wat mij betreft voor alle politici en dus ook voor raadsleden.

Precies een jaar geleden werd ik toen als raadslid geĂŻnstalleerd. Een mooi moment om even terug te blikken. Deze extra gevulde brief bestaat uit twee onderdelen: een meer algemene reflectie op het ambt van raadslid en daarna hoe ik daar afgelopen jaar invulling aan heb gegeven aan de hand van Ă©Ă©n casus. Natuurlijk sta ik niet alleen stil bij wat goed ging maar ook wat beter kan.

GeĂŻnteresseerd geraakt in lokale politiek? Ik hoor graag van je! Als vanzelfsprekend ga ik ook tijdens deze zomer graag in gesprek met mensen over de stad Amsterdam, over gemeentepolitiek in het algemeen en wat er leeft en speelt in het land.

Veel leesplezier.

Laurent Staartjes

Laurent Staartjes
[email protected]

Wil je reageren op deze brief? Of heb je een onderwerp dat interessant is voor de lokale politiek?

Ik hoor het graag!

Het raadslidmaatschap: een gewilde functie die toch vaak verlaten wordt

Met veel plezier kijk ik terug op het afgelopen jaar als raadslid. In 2022 stelden 558 Amsterdammers zich kandidaat voor een van de 45 zetels. Een groot voorrecht dus om gekozen te worden. Toch stopt per periode ongeveer 25% van de gekozen raadsleden met het ambt in Amsterdam. De meerderheid omdat zij bestuurder kunnen worden. Ook vanuit mijn fractie zijn meerdere leden doorgestroomd naar bestuurlijke functies elders. Maar een deel stopt ook omdat het werk niet past bij de verwachtingen.

Dat politici doorstromen vind ik geen probleem en zelfs wenselijk: bestuurlijk talent komt daardoor op de plek waar deze nodig is. Het probleem zit hem in iets anders: de positie van de Amsterdamse gemeenteraad tegenover het college is niet bepaald sterk. Die positie wordt er niet beter op als er te veel verloop is. Ik heb ook gemerkt dat ervaring telt.

Twee paradoxen

Waarom haken raadsleden af en waarom duurt het even voordat raadsleden bijdragen aan ‘een sterke raad’? En hoe heb ik dat zelf ervaren? Raadsleden krijgen in het werk te maken met twee paradoxen:

  • Als raadslid heb je tegelijkertijd heel veel en heel erg weinig te vertellen.

  •  Het werk van raadslid is zowel veel eenvoudiger als veel ingewikkelder dan het lijkt.

Beide paradoxen hebben direct te maken met de aard van het ambt. De raad is het hoogste orgaan van de gemeente. De raad heeft dus veel te vertellen maar loopt het risico een stempelmachine te worden vanwege de sterke afhankelijkheid van het college. Gemeenteraadsleden zijn vrij om de functie in te vullen zoals zij wensen, maar niet elke rol is even eenvoudig.

En het klopt: het raadslidmaatschap wordt (veelal) gecombineerd met een andere baan. Je kiest er dus voor om weinig vrije avonden en weekenden te hebben. Dan moet dat wel als de moeite waard voelen.

De raad als stempelmachine

In het VNG magazine betogen hoogleraren Peters en Boogaard dat ‘werkdruk raadsleden niet het echte probleem is’. Dat betekent ook dat het verhogen van de vergoeding of het verminderen van het aantal vergaderingen geen echte oplossing is tegen het afhaken van veel raadsleden. Zij stellen dat in veel sectoren (zoals het onderwijs en de zorg) de werkdruk hoog is, maar leraren en verpleegkundigen houden hun banen wel vol. Omdat zij zin ervaren. Bij raadsleden ligt dat vaak anders:

Veel raadsleden zullen na hun aantreden snel ontdekken dat de bestuurlijke realiteit nauwelijks aansluit bij hun oorspronkelijke ambitie om de politiek in te gaan. Vanaf de eerste dag moeten raadsleden op cursus, over het vaststellen van beleidskaders en financiële kaders en de controle daarop.

Raadsleden gaan de politiek in om hun idealen te verwezenlijken, maar het werk zelf lijkt meer op dat van een bestuurlijk toezichthouder. Een baan waarvoor je bij wijze van spreken een aparte opleiding moet hebben gevolgd: Wie is afgekomen op de mooie taak om als lekenbestuur inwoners te vertegenwoordigen, brandt snel op als hij alleen toezicht mag houden op de professionele bestuurlijke circuits.

Peters en Boogaard menen dat raadsleden vaak behandeld worden als ‘gemankeerde bestuurders’. Belangrijke beslissingen worden genomen in de regio, beslist door een groeiend leger ambtenaren of vallen buiten het bereik van de gemeente en moeten door het Rijk worden bepaald. Dat zullen veel raadsleden herkennen: voordrachten (de kaders) worden voorbereid door ambtenaren in opdracht van het college. De stukken gaan ter controle richting de raad en die geeft er een klap op. Voorstellen van de raad zelf kunnen vaak niet om juridische of financiele redenen.

De raad als stempelmachine van het stadshuis. Dan zullen mensen liever in de machinekamer zelf willen plaatsnemen.

De raad als controleur

Wat vervolgens overblijft is het college tijdens commissies en raadsvergaderingen kritisch bevragen. De controlerende taak van de raad. Is dat een probleem? Marcel van Dam schreef daar in 2012 (PDF!) het volgende over:

Van Dam meent dat raadsleden er goed aan doen om het juist bij het controleren van de macht te houden: ‘blader door een rapportje, lees de lokale krant, wees actief op de sociale media en je inbreng voor vergaderingen stapelt zich op’.

Wat Van Dam betreft is dat allemaal geen probleem: Raadsleden zijn dol op het controleren van het college en dat is maar goed ook. Het sluit naadloos aan bij de tijd en mogelijkheden die raadsleden hebben en geen controlemechanisme houdt het college zo scherp als de gemeenteraad. Volgens Van Dam staan raadsleden vanaf dag Ă©Ă©n in de controlestand en de raadsleden die dat maar niets vinden vertrekken weer.

Van Dam heeft gelijk dat de focus op de controlerende functie het meeste resultaat voor de minste inspanning oplevert. Wat mij betreft doet een raadslid zijn of haar werk soms al uitstekend door op het juiste moment aan de juiste wethouder de vraag “waarom?” te stellen. Kost niet meer dan 10 seconden spreektijd. Toch is dat een hele beperkte invulling van het ambt. Het is ook wat Peters en Boogaard zeggen: raadsleden die een andere rol wensen branden dan op.

Moet je dan perse toezichthouder worden? Een bredere invulling is mogelijk maar maakt het werk plotsklaps een factor complexer, terwijl het zichtbare resultaat niet meebeweegt. Dat betekent dat andere rollen slechts spaarzaam ingezet kunnen worden: dat vereist het maken van politieke keuzes en het bijstellen van de verwachtingen. Het betekent ook dat veel raadsleden afzien van die verbreding: de investering weegt niet op tegen de opbrengsten.

Het vermijden van valkuilen

Als raadslid wil je een stempel kunnen drukken op jouw gemeente, zonder een stempelmachine te worden voor ambtelijke beleidsstukken. Wat wij van Peters, Boogaard en Van Dam (en nog velen anderen die over dit onderwerp schrijven) kunnen leren is dat je als raadslid dan valkuilen moet vermijden en mogelijk ook verwachtingen moet afstemmen. Anders brand je op of vertrek je.

Ik zie dat er (althans in Amsterdam) veel raadsleden zijn die het lukt. Zij weten het ambt in te vullen op een manier dat deze past bij hun verwachtingen en ambities. Die per persoon kunnen verschillen en dat is ook helemaal prima. Dat lijkt tegelijkertijd niet vanzelf te gaan: ik merk zelf dat ik (veel) zingeving haal uit het raadswerk omdat ik de kunst heb afgekeken van (meer) ervaren raadsleden. Dat duurt helaas altijd even en daarbij moet je schakelen tussen verwachtingen, idealen en mogelijkheden.

Uiteindelijk zijn het de raadsleden die vorm en kleur geven aan het orgaan en daarmee ook bepalen hoe sterk dit orgaan gepositioneerd is binnen het gemeentebestuur. Ik denk niet dat het realistisch is om te verwachten dat of het college of de wetgever daar een verandering in aan kan brengen. Want eerlijk gezegd: zelfs als 25% van de raadsleden doorstromen blijven er nog voldoende raadsleden over. In Amsterdam ligt de oplossing meer in het culturele dan in het personele: als de raad haar tanden durft te laten zien, versterkt dat automatisch de positie. Wat mij betreft een mooie opgave voor de komende jaren.

Het afgelopen jaar

Door alle doorstroom ga ik mij vanaf deze maand ook bezighouden met andere onderwerpen in de gemeenteraad. De belangrijkste wijziging is dat ik naar een andere commissie (OZA → SED) ga. Daarmee blijf ik sociale onderwerpen doen:

Maar hoe ziet dat werk van een raadslid er in de praktijk uit. Welke afwegingen moet je maken? En wat kan ervan geleerd worden? Daarvan heb ik Ă©Ă©n mooi voorbeeld:

Meest leerzame moment

Het dossier waar ik het afgelopen jaar het meest van geleerd heb is het nieuwe beleidskader voor De Sociale Basis. In een eerdere nieuwsbrief schreef ik al over de raadsbehandeling van het beleidskader (en verordening) De Sociale Basis.

Het beleidskader zal weinig Amsterdammers wat zeggen. Waar het geld naar toe gaat waarschijnlijk wel: Amsterdam financiert onder meer het jeugdwerk en de buurthuizen uit deze subsidieregeling. De omvang bedraagt meer dan 100 miljoen per jaar. Dat is heel veel geld. De gemeente creëert daarmee dus haar eigen markt inclusief heel veel aanbieders.

Het kader zit barstensvol ingewikkelde technische elementen. Het leren doorgronden van dit kader is zonder te overdrijven een fulltime baan. Ik heb ook veel gehad aan de gesprekken met mensen voor wie dit ook echt hun baan was. Twee elementen pakte ik er tussenuit:

  • Binnen de verordening worden er aanvullende voorwaarden gesteld aan subsidierelaties. Onder andere over het soort eten dat geserveerd mocht worden tijdens sociale basis activiteiten (‘broodje gehaktbal is verboden’).

  • Het kader zet de gemeenteraad bewust op afstand. En essentieel aspect van de nieuwe sociale Basis is dat er gewerkt wordt met “meerjarige subsidieverlening voor de duur van zes jaar”. Dat betekent dat de komende raad (2026 - 2030) weinig te zeggen heeft over de verleningen. Een stevige aantasting van het budgetrecht en ook een beperking van de democratische controle.

Het eerste element vloog ik aan door een amendement in te dienen om de voorwaarden minder streng te maken. Dit raakte een fundamenteel politiek punt (over o.a keuzevrijheid) en er volgde een stevig debat in de raad. Het amendement werd met Ă©Ă©n stem verschil aangenomen.

Ingewikkelder werd tot mijn verbazing het tweede element. Ik diende daarvoor moties in: een over het in positie brengen van de stadsdelen en een tussentijdse evaluatie. Ik beschouwde ze niet als controversieel maar tot mijn verrassing werden ze (na een kort debatje met de wethouder) weggestemd. Dat met de stadsdelen moest de raad zelf maar regelen en een extra evaluatie vond het college niet nodig. Daarmee was de kous af.

Positie van de gemeenteraad

Na er even op gekauwd te hebben begreep ik wat ik anders had moeten doen: ik had het fundamentele probleem (aantasting van het budgetrecht) ter discussie moeten stellen. De aangedragen oplossing (o.a de evaluatie) had ik kunnen overlaten aan het college. Ik stapte nu (ook vanwege beperkte spreektijd) over het probleem heen. In mijn bijdrage stond ik daar niet meer bij stil.

Zou dit tot een ander resultaat hebben geleid? Dat weet ik niet. Mogelijk is het op afstand zetten van de raad geen ‘collateral damage’ van die zes-jaars contracten, maar juist een doel. Het zou concreet betekenen dat die 100+ miljoen niet meer onderwerp van politieke onderhandelingen kunnen worden. Als een meerderheid van de raad dat wenselijk vindt, dan is dat een politiek feit. Toch denk ik - gezien de behandeling - dat daarvoor onvoldoende draagvlak is.

Voor nu is nog niet alles verloren: er komen (nog) meer momenten om de positie van de raad binnen de Sociale Basis te verstevigen. De opgave is nu om die momenten niet voorbij te laten gaan.

Rol van de raad

Het dossier laat mooi zien dat Ă©Ă©n onderwerp meerdere elementen kent. Het laat ook zien dat je als raadslid nooit tijd genoeg hebt om het gehele onderwerp meester te maken. De kunst die ik heb afgekeken van (meer) ervaren raadsleden was door in gesprek te gaan met mensen die in de praktijk met de subsidieverordening werkten. Die konden mij meenemen in de knelpunten en in de politieke afwegingen die achter het beleidskader zaten.

Helpt het om als raadslid zelf ook (grondig) de verordening te lezen en te bestuderen? Ja. Hierdoor zag ik bijvoorbeeld dat bij een voorgestelde wijziging de systematiek van de verordening dusdanig werd aangepast dat degene die de subsidie zou aanvragen zelf geen subsidie zou krijgen. Daarmee zou de verordening niet meer functioneren en dat is ook niet de bedoeling natuurlijk:

Moet je als raadslid op cursus gaan om zoiets uit een verordening te kunnen halen? Een cursus helpt maar ik weet niet hoeveel. Hierbij speelt mee dat ik voor mijn werk (als beleidsonderzoeker - staatsrechtjurist) verordeningen lees en evalueer. Daardoor zie ik - in mijn rol als controleur / bestuurlijk toezichthouder - dat misschien sneller dan iemand die iets anders doet. Andere raadsleden zien misschien weer andere zaken. Raadsleden zijn in het meest ideale geval complementair aan elkaar.

Zingeving haal je als raadslid uit het werk als dat aansluit op je talenten en idealen. Niet als je in een rol gedwongen wordt die niet bij je past.

Ik zou dan ook willen pleiten om niet elk raadslid op cursus te sturen om ook jurist of econoom te worden, maar juist voor een pluriforme raad te gaan waarin mensen met allerlei soorten professionele achtergronden zitting nemen. Iedereen draagt dan weer iets bij aan het totaal resultaat en het nodigt uit tot samenwerking. Het is om die reden ook waarom ik geloof in het ideaal van lekenbestuur en weinig zie in opleidingen tot raadslid als professioneel beroep. En ja, als we de vergoeding gaan verhogen naar dat het een professie wordt (36-uur per week) krijg je die opleidingen als vanzelf erbij.

Afsluiter

Wat vond je van deze nieuwsbrief? Reageer door een reply te verzenden op deze mail of stuur een mail naar [email protected]