• Nieuwsbrief
  • Posts
  • Is het terecht dat de gemeente een broodje gehaktbal verbiedt?

Is het terecht dat de gemeente een broodje gehaktbal verbiedt?

De gemeente wil graag dat Amsterdammers gezonder gaan leven. Maar hoe ver mag een gemeente gaan? Mag er nog reclame voor een gehaktbal gemaakt worden? En mag een buurthuis het nog serveren?

👋 In deze nieuwsbrief aandacht voor een van de grootste gemeentelijke subsidieregelingen van het land en wat dat te maken heeft met een verbod op een broodje gehaktbal. Daarnaast sta ik ook even stil bij de ruimtelijke aspecten die komen kijken bij de woningbouwopgave en waarom ik graag een lans breek voor buitenreclames. Veel leesplezier!

De Sociale Basis

Debatteren over de herziening van een van de grootste gemeentelijke subsidieregelingen van het land. Deze maand stond het op de agenda van de Amsterdamse gemeenteraad. Waarom ik het juist toen ook wilde hebben over kaasstengels en chips.

De gemeente Amsterdam creëert jaarlijks een markt met een omvang van meer dan 100 miljoen euro aan subsidies. Het heet ‘De Sociale Basis’ en beslaat al het semiprofessionele (en vrijwillige) welzijnswerk van de stad, dat van subsidies afhankelijk is. Van de buurthuizen tot aan vrijwilligers die formulierencafés oprichten.

Achter deze regeling schuilen grote politieke gedachtes over ‘de solidaire stad’ en ‘de participatiesamenleving’ die in de Sociale Basis in verschillende vormen samenkomen. Als je het beleidskader goed leest zie je de echo’s van deze gedachten terug.

Als liberalen vinden wij ook wel wat van de uitvoeringskosten die erbij horen. Die bedragen bijna 14 miljoen per jaar. Die zijn deels zo hoog omdat elk jaar alle organisaties opnieuw een subsidie moeten aanvragen die dan door heel veel medewerkers gecontroleerd, beschikt en verantwoord moet worden. In de wandelgangen ook wel ‘de subsidiefabriek’ genoemd. Er gaat nu gelukkig gewerkt worden met meerjarige subsidies om de administratieve lasten te drukken.

Zware dobber

Praten over de Sociale Basis is voor de gemeenteraad toch ‘een zware dobber’. De regeling is veelomvattend, beslaat talloze beleidsdoelen en -terreinen en de bestuurlijke inrichting is nog een stuk lastiger.

Hoe hier mee om te gaan?

De grote gedachtes over een betere wereld, worden vaak interessant als ze in concrete regels zijn gegoten. Dan wordt het helder waar we al die tijd over praten. En daar kent juist deze subsidieregeling een aantal mooie voorbeelden van.

Had de raad niet eerder afgesproken om de gezondheid van Amsterdammers te bevorderen? Tjah, tegen ‘een gezonde voedselomgeving’ zijn niet veel mensen. Maar betekent dat dan ook het verbieden van een broodje gehaktbal in een buurthuis? Eh ja.. Dan wordt dezelfde vraag opeens heel anders.

Ik diende daarom samen met andere partijen (D66, CDA, JA21) een (aangenomen) amendement in om een subsidieverplichting minder scherp te maken. De verordening verplichtte subsidieaanvragers namelijk om alleen (voornamelijk plantaardig) eten en drinken aan te bieden binnen de Schijf van Vijf. Strikt genomen zou met een kaasstengel, broodje bal of chocoladereep de hele subsidie in gevaar kunnen komen. Geen Schijf van Vijf dus schending van de verplichtingen.

Het leidde tot een scherp debat en een 21 tegen 20 uitslag. Het raakt een fundamenteel vraagstuk.

Natuurlijk gaat de Sociale Basis in de kern niet om de vraag of buurthuizen wel of geen bakken chips op tafel mogen zetten. Het gaat er wel om hoe de gemeente vrijwilligers kan faciliteren en de samenredzaamheid kan bevorderen. En dan is het extra belangrijk dat de overheid terughoudend is met de inzet van machtsmiddelen.

De verplichting is betutteling wat mij betreft. Maar met deze - ongetwijfeld goed bedoelde - verplichting spreekt de gemeente ook een oordeel uit over de (eet)cultuur van veel vrijwilligers. Waarin bijvoorbeeld gebakken vlees of witte rijst een belangrijke rol speelt. Is er voor hun alleen onder strenge voorwaarden een plek binnen ‘het sociale weefsel’ van de stad? Paternalisme komt dan om de hoek kijken. Voor mij redenen om juist dit aspect politiek te agenderen.

Woningbouw en ruimtelijke ordening

Vandaag (donderdag 1 februari) presenteerde het Amsterdamse college van B&W de Ontwikkelingsstrategie 2035. De opvolger van de Koers 2025 uit 2015. Centraal staat de vraag: waar gaat Amsterdam tot 2035 de woningen bouwen?

Amsterdam heeft toegezegd om 7500 woningen per jaar te bouwen. Daarvoor is wel ruimte nodig. En die ruimte wordt steeds schaarser. Vandaar dat de gemeente een strategie bedenkt hoe de ruimte zo benut kan worden om toch voldoende woningen te blijven bouwen.

Koers 2025 ging uit van ‘transformatie’ en ‘verdichting’. Transformatie betekent dat bedrijventerreinen en leegstaande kantoorgebouwen ‘getransformeerd worden’ naar woningen. Die ruimte was er in 2015 maar dat kan nu niet meer: Amsterdam heeft nu een tekort aan ruimte voor bedrijven- en kantoren. De situatie is zo nijpend dat we straks wel woningen maar geen werkplekken meer kunnen hebben. De recent gepubliceerde Monitor Bedrijfsruimte 2023 maakt de schaarste duidelijk. Terloops wijst die monitor ook nog op iets anders: de Amsterdamse bedrijventerreinen zijn de plekken waar praktisch opgeleiden werken. Theoretisch opgeleiden zijn vaker werkzaam in de zakelijke dienstverlening en o.a als ZZP’er minder locatie gebonden. Als de bedrijventerreinen verdwijnen, verdwijnt dus de werkgelegenheid voor een specifiek deel van de Amsterdammers.

Verdichting blijft dan over. Daarin maakt Amsterdam al een bijzondere keuze: de wijken waar de bereikbaarheid al op orde is, worden verdicht (pagina 28 van de strategie). Het gaat dan in het bijzonder om plekken in Nieuw-West en Zuidoost. De jaren zeventig wijken. Wijken die vaak hoog scoren op ‘kwetsbaarheid’ maar dankzij de metro wel goed bereikbaar zijn.

Hier zit een wereld achter: de gemeente Amsterdam is afhankelijk van investeringen van het Rijk in de infrastructuur (zoals doortrekken ringlijn en Noord/Zuid-lijn) om op andere plekken woningbouw mogelijk te maken. Die (afgesproken) investeringen zijn op dit moment onderwerp van discussie geworden. De moeizame relatie tussen het Rijk en gemeente Amsterdam raken dus ook de woningbouwmogelijkheden.

Niet alleen de bereikbaarheid speelt een rol in de keuze voor verdichting van bestaande buurten. Ook andere opgaves zo blijkt uit een alinea op pagina 34:

Een belangrijke reden om in te zetten op verdichting van bestaande buurten is de koppeling met de verduurzaming en onderhoud en bestaande woningen. De Amsterdamse doelstellingen op dit punt zijn groot. In 2040 moet Amsterdam aardgasvrij zijn. Corporaties pakken woningen met EFG-energielabels versneld aan. Veel woningen, met name uit de jaren ’70 en ’80, kampen met achterstallig onderhoud. Daarnaast kent een groot deel van de Amsterdamse woningvoorraad belemmeringen om hier prettig oud te kunnen worden. In het licht van de vergrijzing vormt dit in vele buurten een uitdaging. Door niet alleen te kijken naar onderhoud maar de combinatie te leggen met verduurzaming, verdichting en het levensloopbestendig maken van woningen, kunnen we meerdere opgaven tegelijkertijd aanpakken.

De manier waarop de verbetering van de bestaande voorraad tot stand komt, is maatwerk. Dat verschilt per blok en kan variëren van renovatie tot optoppen, bijbouwen en sloop-nieuwbouw. Dit werken we in de verdere planvorming en in samenspraak met bewoners en eigenaren verder uit. In deze samenwerking kijken we waar de grootste opgaven en kansen liggen.

Dit lijkt een belangrijke passage te zijn: de gemeente combineert de woningbouwopgave en de zware ingrepen die daarbij horen (renovatie en sloop-nieuwbouw) met het willen oplossen van andere opgaven. Zoals achterstallig onderhoud in bepaalde wijken.

De gemeente spreekt in dit kader van ‘vitale buurten’: stadsontwikkeling als methode om sociaaleconomische achterstanden aan te pakken. Het doet mij ook denken aan de stedelijke vernieuwing in de jaren nul. Toen werd er in Zuidoost juist niet verdicht (de beeldbepalende flats werden gesloopt en vervangen door laagbouw). Komen de flats nu weer terug?

De strategie wordt nu eerst voorgelegd aan de stadsdelen en zal daarna ook politiek besproken worden. Een diepgaande en inhoudelijke reactie volgt dus nog.

Afsluiter

Een van mijn favoriete onderwerpen is buitenreclame. Ik heb er al vaker over geschreven. Het komt ook regelmatig terug. Dat is niet gek: in de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen betoogde GroenLinks dat gemeentes het volledig zouden moeten verbieden. Geen wonder dus dat uit die hoek nog regelmatig moties komen om reclame te verbieden of aan banden te leggen.

Afgelopen raadsvergadering kwam het weer ter sprake en dat was voor mij een gelegenheid om juist een lans te breken voor buitenreclames (Het Parool).

Buitenreclame hoort bij de stad en draagt bij aan het economisch verkeer. Het stimuleert marktwerking en maakt ondernemerschap mogelijk. Het levert de gemeente daarnaast ook een groot bedrag op aan inkomsten. Allemaal mooie en belangrijke dingen dus.

Natuurlijk is een laissez-faire beleid niet van deze tijd, maar een slager verbieden om reclame te maken voor zijn gehaktballetjes gaat gewoon te ver. Ondernemerschap moeten we koesteren en niet in het verdomhoekje zetten. Zelfs ondernemers die een logo op hun winkelpand zetten, worden daar tegenwoordig al voor aangeslagen. Mijn voormalig stadsdeelcommissie-collega Zora Duvnjak (PvdA) schreef daar een scherpe opinie over in Het Parool.

Wat vond je van deze nieuwsbrief? Reageer door een reply te verzenden op deze mail of stuur een mail naar [email protected]