• Nieuwsbrief
  • Posts
  • Wie bepaalt wat vervangen wordt in de openbare ruimte?

Wie bepaalt wat vervangen wordt in de openbare ruimte?

De gemeente Amsterdam kent een lange geschiedenis als het gaat om het vormgeven van de stad met behulp van inwoners. In deze brief aandacht voor hoe het nu gaat.

👋Beste lezer,

Op mijn bureau ligt een oud boekje van Ed van Thijn (democratie als hartstocht) met daarin zijn ‘commentaren en pleidooien’ in de periode 1966 - 1991. Uitgekomen in de tijd dat hij nog burgemeester van Amsterdam was.

Aantal beschouwingen over klassenstrijd etc. doen wat gedateerd aan (de door hem veelvuldig gebruikte term ‘allochtoon’ is inmiddels ook gecanceld), maar de onderwerpen zijn verder opmerkelijk actueel: polarisatie, democratisering en duidelijkheid van bestuur. Sterker nog: de debatten van toen lijken op die van nu.

In de politiek lijkt de geschiedenis zich veelvuldig te herhalen: provo’s deden volgens Van Thijn lastig omdat er te weinig sportvoorzieningen voor de jeugd waren en de kiezer is al sinds 1966 afgehaakt.

Voor Van Thijn was democratisering een van zijn kernpunten. Hij vond het kwalijk dat ambtenaren en niet bewindspersonen het beleid bepaalden. En elke keer als de PvdA op het punt stond wat democratie & zeggenschap dichter bij de burger te brengen lag volgens hem wel weer iemand dwars.

Het zijn die pleidooien waar ik aan moest denken toen wij in de gemeenteraad afgelopen maand een document over de openbare ruimte bespraken. De gemeente Amsterdam heeft onder leiding van het progressieve college ‘het licht’ gezien: bewoners & bestuurders krijgen minder te zeggen en ambtenaren meer. Wat opgeknapt wordt, wordt bepaald op grond van een excelsheet en niet op basis van bestuurlijke ambities of inspraak.

Huh? Hoe zit het dan met die beloftes van democratie en zeggenschap? Dat vroeg ik mij als oppositielid ook af. In deze brief sta ik daar bij stil. Toevallig is vandaag (2 mei) ook een boek uitgekomen waarin helder beschreven staat hoe deze discussie al decennialang gevoerd wordt in Amsterdam.

Veel leesplezier.

Laurent Staartjes

Laurent Staartjes
[email protected]

Wil je reageren op deze brief? Of heb je een onderwerp dat interessant is voor de lokale politiek?

Ik hoor het graag!

Wie bepaalt wat vervangen wordt in de openbare ruimte?

Kerntaken zoals het schoon, heel en veilig houden van de openbare ruimte zijn wel duur maar niet sexy. Een gemeentebestuur dat geld wil overhouden voor andere zaken zoekt dan ook altijd naar manieren om daar - waar mogelijk - op te beknibbelen. Ook in Amsterdam is dat niet anders.

De gemeenteraad sprak in april uitgebreid over een document met de spannende ambtelijke naam ‘Uitvoeringsstandaard Toekomstbestendig Werken aan de Openbare Ruimte’ (PDF) ook wel USTOR genoemd.

Amsterdam geeft per jaar €200 miljoen uit aan onderhoud en vervanging. Dat is nog los van de (uiteindelijk) miljarden die nodig zijn voor de bruggen en kademuren. Veel geld en eigenlijk is de opgave nog veel groter: maar de schuld van Amsterdam loopt inmiddels ook al stevig op.

Het college (met instemming van de raad) heeft daarom besloten wat ‘spaarzamer’ te zijn met stedelijk beheer. Geld van ‘stadsverbetering’ is overgegaan naar onderhoud en vervanging en het uitganspunt is nu ‘dat de technische noodzaak leidend is bij het programmeren van werkzaamheden. Het gaat hier om het onderhoudsniveau sober, waarbij de openbare ruimte heel schoon en veilig is maar niet eerder wordt aangepakt dan strikt noodzakelijk.’ O ja: de gemeente koopt ook geen nieuwe fietsenrekken meer maar haalt oude uit de opslag. Dat is ook duurzamer.

Geld voor herinrichtingen (het grootschalig vernieuwen van de stad) is er eigenlijk niet meer en ook bestuurlijke ambities (die voorheen leidend waren) bepalen nu niet meer wat en waar vervangen wordt. Ik kreeg aardig wat mails van bewoners en ondernemersverenigingen waarom eerder door bestuurders toegezegde onderhoudsprojecten niet meer doorgaan: nou hierbij, de straat was waarschijnlijk toch niet stuk genoeg.

Dat is een grote stap terug, maar wordt toch ‘gespind’ als een stap voorwaarts: de grootste opgave voor onderhoud ligt in stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost dus het past in het ‘ongelijk investeren’ beleid van het college dat daar achterstallig onderhoud verholpen gaat worden. In plaats van dat de hele stad goed onderhouden wordt, wordt het herverdeeld.

Participatie

Mijn grootste kritiekpunt zat hem in iets anders: het niet betrekken van bewoners als de openbare ruimte vervangen gaat worden. Bij vervangen worden bewoners wel ‘geïnformeerd’ (als je geluk hebt krijg je een brief dat de straat open wordt gebroken) maar niet ‘geraadpleegd’.

Is dat een probleem? Ja, want er hoeft niet voor elke kapotte wipkip een referendum uitgeschreven te worden (liever niet zelfs). Wel is het handig als input uit de buurt meegenomen wordt als de straat wordt opengebroken en vervangen: dat helpt behoorlijk. Bewoners weten doorgaans precies wat hun straat kan verbeteren.

Het niet raadplegen is wat mij betreft in strijd met de eerder gedane beloften van het college als het gaat om bewonersparticipatie: de Amsterdammer zou juist meer zeggenschap krijgen. Persoonlijk geloofde ik daar toen al weinig van en dat bleek terecht: bewoners die dingen willen zijn kennelijk toch gewoon lastig.

Waarom bewoners zo lastig zijn? Daarvoor biedt het college een mooi rekenvoorbeeld (klik om te vergroten):

Bewoners willen graag dat de straat wordt ‘opgeplust’ als de straat toch wordt opengebroken. Dat vindt de gemeente al snel ‘te duur’ worden en dan hoef je het eigenlijk ook niet meer te vragen. De omgevingsmanager kan dan wel gaan schouwen, maar er wordt toch niets met de input gedaan. Dan houdt de gemeente het liever bij een informerende brief.

Ja, input wordt wel opgehaald bij (grootschalige) herinrichtingen (want dan is er meer geld). Sterker nog: dan kan er zelfs een referendum uitgeschreven worden. Maar de bestuurlijke keuze is juist dat er minder heringericht gaat worden en meer vervangen. Daar zit hem nou net het venijn in.

De wethouder openbare ruimte kwam met een lange brief (PDF) om te beargumenteren dat alleen informeren in lijn was met het participatiebeleid en geen stap terug op het gebied van inwonersbetrokkenheid. De gedachte is daarnaast dat inwoners die hun straatje iets veiliger willen hebben ook gewoon een plan kunnen indienen bij de bewonersbudgetten. Dat is pas echt zeggenschap!

Nou..

Die bewonersbudgetten worden al gebruikt voor van-alles-en-nog-wat en zijn eigenlijk - wat mij betreft - niet bedoeld voor de kerntaken (schoon, heel en veilig) maar voor de echte kleine ‘plussen’. Bijvoorbeeld regentonnen en wormenhotels. Ook dan kan je afvragen wat nou echt de meerwaarde is van die budgetten.

Daarnaast neemt de belangstelling voor deze meer modieuze vormen van inwonersbetrokkenheid (participatief begroten etc.) per jaar af. In Amsterdam-Oost bleek het ook tot allerlei interne organisatorische spanningen te leiden (Binnenlands bestuur). Haperende persberichtenparticipatie dus in plaats van inbreng uit de stad echt onderdeel te maken van de dagelijkse processen.

De ironie is dat het college van Amsterdam de eigen democratiseringsambities nu gebruikt om de bewoners juist op grotere afstand te zetten: niet het bestuur bepaalt waar de gelden heengaan op grond van input uit de buurt, maar de technici op basis van eigen interne berekeningen. Daarmee is Amsterdam eigenlijk weer een stukje terug in de tijd gegaan, toen dat ook de norm was.

Het verhaal van Amsterdam

Vandaag is het boek “De Stad: het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag’ uitgekomen. Het boek beschrijft de recente geschiedenis van Amsterdam vanuit het perspectief van ruimtelijke ordening.

Het eerste deel kan kort samengevat worden als “linkse wethouders stedelijke ontwikkeling (Den Uyl, Schaeffer en Van der Vlis) krijgen het aan de stok met nog linksere actiegroeperingen (de Sterke Arm, provo’s, krakers etc.).” Dat eindigt op een gegeven moment in geweld en intimidatie. Tussen de regels door is ook de nostalgie te lezen die hoort bij die tijd. Het was een rommeltje, maar wel gezellig.

Politiek werd grotendeels bedreven in de kroeg, machtige ambtenaren van publieke werken gaven de stad vorm en in 1977 werd er op gegokt dat Amsterdam op den duur nog maar 440.000 mensen zouden tellen: mensen zouden namelijk buiten de stad willen wonen.

De stad Amsterdam lag er in de jaren 80 dan ook niet goed bij. Gelukkig veranderde dat allemaal toen in 1990 de VVD toetrad tot het college van B&W en Amsterdam aan de vooravond stond van ‘de derde gouden eeuw’. Burgemeester Van Thijn sprak in zijn ‘commentaren en pleidooien’ veel over antiracisme en democratisering: hij zette volgens het boek tijdens zijn ambtstermijn feitelijk in op openbare orde en het aanhalen van de banden met het (internationale) bedrijfsleven. Amsterdam veranderde stapsgewijs van een ‘no-go area’ naar de meest gewilde plek op deze aardbol.

De socioloog Richard Florida beschreef begin de jaren 00 de koers waar de stad Amsterdam al op ingesteld was: het binden van de creatieve klasse (jonge stedelingen) aan de stad. Bedrijven zouden volgen. Het zakenleven in de Zuidas en de tech-startups in het centrum. Deels kwam dit uit de koker van planologen, vastgoedontwikkelaars en bestuurders die o.a de Zuidas ontwikkelden, maar deels was het ook een (onvoorzien) gevolg van juist de politiek die een wethouder als Van der Vlis (PvdA) bedreef: de stad levendig houden.

Natuurlijk gaat het in het tweede deel - zoals dat gaat in deze boeken - voornamelijk over de keerzijde van het succes: de gentrificatie, de tweedeling en de verhitte woningmarkt. Met diverse bijdrages van Amsterdammers die ook te volgen zijn op twitter zoals Jos Gadet en Tayfun BalçĹk. De onderlinge debatten (tussen voornamelijk planologen, activisten en bestuurders) zijn herkenbaar en goed weergegeven.

Voor mij kenmerkend is de reactie op ‘de doorgeslagen gentrificatie’ van oud-stadsdeelvoorzitter van De Baarsjes Henk van Waveren (PvdA). Hij vocht in de jaren negentig en nul als lokale bestuurder een strijd tegen verpaupering. Het percentage koopwoningen ging daarna in de Baarsjes van 10% naar 30%. Koffiebarretjes, hippe zaken en modewinkels bepalen nu het straatbeeld van de Baarsjes. Slechte zaak? Van Waveren zegt dat de strijd tegen verpaupering gewonnen is. De buurt is leefbaar geworden. En daar heeft hij natuurlijk gelijk in: waar 20 jaar geleden niemand in de Baarsjes wilde wonen, wordt er nu geklaagd dat iedereen er wil wonen. Dat lijkt mij al met al een grote vooruitgang.

Afsluiter

Nog meer democratie en zeggenschap! 6 juni - ja dan zijn er ook andere verkiezingen - is het referendum over het voorgenomen raadsbesluit Hoofdgroenstructuur. Amsterdammers kunnen dan ‘voor of tegen’ stemmen. Waar je tegen bent als je voor stemt of voor bent als je tegen stemt? Dat vertelt deze poster in ieder geval niet.

Dat is trouwens ook echt een puzzel. Ik ben erg benieuwd naar de evaluatie van dit referendum.

Wat vond je van deze nieuwsbrief? Reageer door een reply te verzenden op deze mail of stuur een mail naar [email protected]