• Nieuwsbrief
  • Posts
  • Rollende Keukens en hoe nu verder in de Haagse raad

Rollende Keukens en hoe nu verder in de Haagse raad

Een evenement in het Westerpark leidt tot verhitte discussies. Wat kunnen wij van Den Haag leren over integriteit binnen het decentraal bestuur?

Het Hemelvaartweekend betekent bij ons ook weer een nieuwe editie van de Rollende Keukens. Het Westerpark wordt dan één groot openluchtrestaurant dankzij de aanwezigheid van meer dan 80 foodtrucks.

Rollende Keukens was ook dit jaar een succes. Veel bezoekers en de start van veel succesvolle horecaondernemers. Succes komt vrijwel altijd met een prijs. Amsterdammers die de eerste edities hebben meegemaakt vinden het nu te druk en massaal geworden. Mensen vragen zich af hoe duurzaam foodtrucks precies zijn en evenementen in het Westerpark liggen al langer onder een vergrootglas. Is het echt een evenement voor de buurt of spelen er geen grotere commerciële belangen mee?

Zoals gebruikelijk wordt deze discussie tussen voor- en tegenstanders via de gemeente uitgevochten. In het bijzonder via de vergunningverlening. Eerder ging de discussie onder meer over het aantal bezoekers. Dit jaar heeft een kwestie rondom het plaatsen van hekken weer opnieuw olie op het bbq-vuurtje gegooid: vorige week dinsdag kwam de organisatie inspreken in de stadsdeelcommissie om aan te geven waarom de hekken noodzakelijk zijn. Zonder hekken zouden bezoekers te veel eigen drank meenemen.

Vanuit de stadsdeelcommissie zijn wij vrijdag zelf poolshoogte gaan nemen:

De hekken deden wat mij betreft geen afbreuk aan de toegankelijkheid. Het evenement is gratis toegankelijk en vrijwel iedereen (gemeente, bezoekers, organisatie) wil dat zo blijft. Met het oog op crowdmanagement lijken mij hekken ook geen overbodige luxe.

Natuurlijk kan je vinden dat het Westerpark helemaal geen grootschalige evenementen moet huisvesten. Dan is het gedoe rondom de hekken een goede stok om mee te slaan. Maar het Westerpark heeft die functie nadrukkelijk wel gekregen. En wat mij betreft ook terecht: het zet Amsterdam West in positieve zin op de kaart.

Binnenkort gaan wij in de stadsdeelcommissie langer door praten over evenementen in het Westerpark. De verantwoordelijke dagelijkse bestuurder heeft al aangekondigd voor de zomer met een afwegingskader te komen (rondom hekken) om toekomstige discussies te voorkomen.

Richard de Mos: hoe nu verder

De zaak Richard de Mos blijft nieuwe ontwikkelingen opleveren. In deze nieuwsbrief daarom wederom aandacht voor deze casus. Aan de hand van drie recente gebeurtenissen vraag ik graag aandacht voor het volgende:

  • Er is nauwelijks rechtszekerheid voor politieke ambtsdragers die beschuldigd worden van een integriteitsschending.

  • Binnen het decentraal bestuur beperkt het ‘politiek krachtenveld’ optreden tegen mogelijke overtredingen.

  • Stilletjes lijkt er wel aan oplossing gewerkt te worden. Maar mag dat ten koste gaan van de lokale autonomie?

De gemeenteraad aan zet

Richard de Mos is boos op een stuk dat is verschenen in het AD. Frustratie is begrijpelijk maar dit is een gevalletje ‘don’t shoot the messenger’.

Het klopt natuurlijk dat De Mos vrijgesproken is van o.a ambtelijke corruptie, maar het AD merkt terecht op dat het volgens de rechter nu aan de Haagse raad om te bepalen of er sprake is van ongewenste politieke beïnvloeding.

Dat heeft gevolgen. De Haagse GroenLinks-fractie vindt dat HvDH nog niet transparant genoeg is over de ontvangen donaties. Geen collegedeelname voor de Mos dus. De Mos meent dat donaties een kwestie zijn van de vereniging en niet van de fractie. Hij is toch vrijgesproken door de rechter? En de vereniging houdt zich aan de wet (of eigenlijk het gebrek eraan). Andere partijen doen toch hetzelfde?

De Mos heeft strikt genomen een punt: op grond van welke concrete normen kan een raad bepalen dat wat de Mos of zijn partij doet niet deugt? Dat is een politieke afweging. En ja: dat kan willekeur oproepen.

Het roept de vraag op wat de rechter bedoelde met dat “de Haagse gemeenteraad uitstekend is uitgerust” om te beoordelen in hoeverre partijdonaties politieke partijen beïnvloeden. De omstandigheden in Den Haag wijzen juist op het tegenovergestelde. De raad beschikt niet over de informatie noch over een passend normenkader om tot dat oordeel te komen.

Het politieke krachtenveld overheerst. Het gevolg is dat een politicus die beschuldigd wordt (terecht of onterecht) van ‘onbetamelijke zaken’ praktisch geen rechtsbescherming heeft. Het aantal zetels dat de tegenstander heeft bepaalt dan de betekenis van het oordeel.

Prima als het gaat over wel of niet een nieuw zwembad. Maar vraagstukken met betrekking tot integriteit?

Wat betekent dit in de praktijk? Daarvoor moeten we naar de Kamer waar Kamerlid Martin Bosma (PVV) een ‘rant’ hield tegen ‘de D66-netwerkcorruptie’.

Lang-verhaal-kort: Lobbyist Frans van Drimmelen zou via D66 de halve Nederlandse politiek in zijn zak hebben inclusief die van gemeente Den Haag. Een Haagse wethouder (lid van D66) zou door Van Drimmelen en co worden beïnvloed. Het stuk is honderden keren gedeeld op de socials. Het bevestigt mogelijk wat de achterban van Bosma al dacht: die D66’ers deugen niet.

De rechter blij: de controlerende gremia doen kennelijk hun werk.

Maar doen ze echt hun werk? Politici als de Mos als die van D66 kunnen zich moeilijk verweren tegen verdachtmakingen of bezwaren van andere volksvertegenwoordigers zolang die nauwelijks concreet worden. De drempel om elkaar te betichten van ‘duistere zaken’ ligt in de politiek laag: verwijten hoeven geen feitelijke grondslag te kennen. De suggestie dat er iets niet deugt alleen al is voldoende.

Doen journalisten natuurlijk ook als zij het reilen en zeilen van politici onderzoeken, maar journalistiek onderzoek is in beginsel gehouden aan journalistieke codes. In het uiterste geval daagt een staatssecretaris zelfs de NRC nog voor de rechter.

In het politieke debat gaat het niet om waarheidsvinding maar om beeldvorming. Uiteindelijk bepaalt de kiezer wie hij of zij gelooft. Het is daarmee een vorm van Amerikaanse ‘negative campaining’-praktijken: de politici van de eigen partij deugen en die van de ander zijn corrupt.

Maar wat als er echt sprake is een integriteitsschending? Dan kan de ‘het is een politieke afrekening’-kaart meteen getrokken worden. Dat onderscheid valt niet tot nauwelijks te maken. Zie ook het interview met Gijs van Dijk vandaag in de HP/de Tijd.

De Rijksoverheid aan zet

Integriteit binnen het decentraal bestuur zou te lang door het Rijk zijn genegeerd, met onder meer bovenstaande problematiek als gevolg. Minister Bruins Slot (BZK) zet daarom een stap naar voren:

Er is een handboek integriteit door BZK opgesteld. Deze bundelt wat er op dit moment al bekend is over integriteit rondom politieke ambtsdragers van decentrale overheden. Handig, maar het probleem blijft. Want wat als er een melding binnenkomt over een ambtsdrager? De burgemeester heeft de taak om de integriteit te bevorderen (artikel 170 Gemeentewet) maar is niet verantwoordelijk noch velt deze een oordeel.

De burgemeester is dus geen scheidsrechter! Daarnaast is de burgemeester ook onderdeel van het college (van B&W) en afhankelijk van herbenoeming van de raad. De burgemeester kan dus niet heel gemakkelijk optreden tegen collega ambtsdragers.

Uiteindelijk zijn dit de uiterste stappen volgens het handboek:

Duidelijk? Tjah. Het OM heeft net van de rechtbank gehoord dat zorgen rondom cliëntelisme geen zaak is van het strafrecht. Omkoping bewijzen is allesbehalve makkelijk als het gaat om politieke beïnvloeding blijkt uit dezelfde uitspraak. De kans dat het OM nogmaals de vingers gaat branden is vrijwel nul. Bij integriteitsschendingen valt het strafrecht dus af.

Blijft het onderzoek over (dat door de raad wordt besteld). Over die uitkomsten moet vervolgens de raad een oordeel vellen. Zitten we dus met het probleem van beeldvorming en het politieke krachtenveld. Het verweer van de onderzochte ambtsdrager is vrijwel altijd hetzelfde: alles deugt en het onderzoek is een politieke afrekening. Probleem: dat zou soms ook best zo kunnen zijn.

Extra lastig: in een verslag van Berenschot over integriteit binnen het decentraal bestuur zijn de geraadpleegde partijen kritisch op de (externe) onderzoeksbureaus die integriteitsonderzoeken doen. Te vaak worden die zelf onderwerp van discussie in de media (zie ook Gijs van Dijk / Nilüfer Gündoğan).

De politieke strijd verplaatst zich dan al snel naar sociale media. Gelukkig heeft de minister daarvoor “een dilemmakaart” opgesteld mocht dat gebeuren:

Twee zaken vallen op:

  • De minister (of haar ambtenaar) denkt dat Twitter niet bedoeld is om modder naar elkaar te gooien. Een tikkeltje naïef of op zijn minst niet in lijn met de praktijk.

  • Als een politieke ambtsdrager op Twitter beschuldigd wordt van clientisme of iets dergelijks moet deze maar op Twitter snel en kalm reageren en het tegendeel beweren.

Het probleem? Of een politieke ambtsdrager er zonder kleurscheuren vanaf komt is sterker afhankelijk van zijn of haar communicatieve kwaliteiten dan van de feiten. Of het aantal “likes en retweets” dat het berichtje ontvangt.

Moet dat niet anders?

De Commissaris van de Koning

Bij dat laatste kan wel meegenomen worden dat - in relatieve stilte - er per 1 januari 2023 al een wet is ingevoerd (Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur) waarin de Commissaris van de Koning (CvdK) een grotere rol heeft gekregen bij integriteitsvraagstukken. Juist omdat ‘het lokale politieke krachtenveld’ het bevorderen van de integriteit soms kan ‘belemmeren’. De CvdK heeft nu een adviserende en bemiddelende rol wanneer sprake is van verstoorde bestuurlijke verhoudingen binnen een gemeente, of van een situatie waarbij de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is.

Is de Commissaris daarmee een soort van scheidsrechter geworden? Met die kwalificatie moet terughoudend worden opgetreden. Gemeenten waarderen inmenging van bovenaf binnen het functioneren van het eigen bestuur zelden: het is een forse aantasting van de lokale autonomie. De minister benoemde dit ook tijdens de behandeling. De CvdK heeft nu de bevoegdheid gekregen ‘mee te kijken’ (onder andere bij vertrouwelijke vergaderingen) maar blijft nog op gepaste afstand staan. In Noord-Holland is de CvdK al eenmaal dit jaar in actie gekomen en riep de gemeenteraad van Landsmeer op het matje naar aanleiding van een kwestie. Ligt als vanzelfsprekend reuzegevoelig allemaal.

Toch kunnen we er niet omheen dat deze rol van de CvdK mogelijk de oplossing vormt van bovenstaande problematiek: als de gemeenteraad de rol niet goed kan vervullen, de rechter die rol niet op zich wil nemen dan kan een orgaan als de Commissaris dat mogelijk wel.

Hebben we alleen nog heldere normen nodig wanneer er wel of niet sprake is van ongepast of niet integer gedrag.