• Nieuwsbrief
  • Posts
  • Georganiseerde onmacht: de sociale basis en Bos- en Lommermarkt

Georganiseerde onmacht: de sociale basis en Bos- en Lommermarkt

Gisteren verscheen het rapport “Georganiseerde Onmacht” van de Algemene Rekenkamer over het falen van de jeugdbescherming. Sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 moeten gemeenten de jeugdbescherming lokaal organiseren. Dat gaat niet goed en daar is ook al veel onderzoek naar gedaan. Interessant van het rapport van de Algemene Rekenkamer is dat er ditmaal ook expliciet gekeken is naar de bestuurlijke inrichting.

De voor mij interessante beschrijving staat op pagina 33 van het rapport. Daarin constateert de Algemene Rekenkamer dat de wetgever ‘de invloed van de gemeenteraad overschatte’ en het (in mijn woorden) democratisch tekort binnen gemeenschappelijke regelingen onderschatte.

Gemeenten kopen doorgaans gezamenlijk (binnen een regionaal verband) jeugdbescherming in. De gedachte was dat als het dat niet opleverde wat nodig was, de gemeenteraad de wethouder gaat corrigeren. In de praktijk blijken raadsleden de materie ‘te complex’ te vinden. Daarnaast ontbreekt binnen de regionale samenwerkingen vaak adequate controle. Voor raadsleden is het een ‘ver-van-hun-bed-show’.

De problemen die dat oplevert herken ik ook uit de (onderzoeks)praktijk. Een raadslid controleert dan alleen op wat een gemeente moet betalen (altijd teveel) en niet op wat er voor terugkomt. Een gevolg bij jeugdbescherming: de tarieven sluiten niet meer aan op de opgave. Het is niet direct de schuld van gemeenteraden, maar wel van de inrichting. In deze nieuwsbrief staat dit onderwerp centraal. Onder meer aan de hand van de Sociale Basis in Amsterdam.

De Sociale Basis

Amsterdam kent een ‘sociaal cement’ dat de ‘sociale basis’ genoemd wordt. Mensen die hulp nodig hebben kunnen ondersteuning krijgen vanuit allerlei sociale verbanden. Een vrijwilligersgroep die ouderen helpt bij het doen van de administratie, een buurthuis waar activiteiten voor jongeren georganiseerd worden etc.

Al die activiteiten worden in Amsterdam betaald vanuit de subsidieregeling Sociale Basis. Het gemeentebestuur wil het stelsel gaan wijzigen. De reden daarvoor is simpel: momenteel roept de werking van het stelsel nog te veel knelpunten op.

Het gaat om een stevig bedrag per jaar (70 tot 100 miljoen). Probleem: niemand weet of dat geld goed besteed wordt. En mogelijk kunnen wij dat ook niet weten. De bestuurlijke inrichting speelt een rol.

De Sociale Basis is een kader en subsidieregeling van de gemeenteraad. Zij bepalen de criteria en doelen van de regeling. Die zijn breed, heel breed. Zo breed zelfs dat het ook voor deskundigen nauwelijks te bepalen is wat wel en niet valt binnen de criteria. Dat levert bij allerlei partijen binnen de Sociale Basis ongemak op. En teleurstelling natuurlijk als financiering niet mogelijk blijkt te zijn.

De Sociale Basis is daarentegen van oudsher geen Stopera-zaak maar een stadsdeelaangelegenheid. De stadsdelen onderhouden de contacten met de organisaties in de basis. Zij weten wat de wijken nodig hebben. Ook nu ligt de uitvoering bij de stadsdelen.

Komt het geld goed terecht? Mogelijk. Mogelijk niet. Het monitoren van de bestedingen blijkt in de praktijk lastig te zijn. Hoe meet je de effectiviteit van een groep vrijwilligers die kinderen voorlezen? Kan je trouwens van een groep vrijwilligers verwachten dat wat zij doen altijd bijdraagt aan doelstellingen die de gemeente gesteld heeft?

Het geld wordt uiteindelijk verdeeld door het dagelijks bestuur. De stadsdeelcommissie zou het dagelijks bestuur moeten controleren. Alleen had de stadsdeelcommissie die controlerende taak niet toen het stelsel ontworpen werd. Dat leidt tot een praktisch probleem: de commissie is niet ‘in positie gebracht’ om dat werk te doen.

En wat betekent dat concreet?

Nou, er ligt een vergelijkend onderzoek van het Verwey Jonker instituut naar de Sociale Basis. Daarin is Amsterdam als casus opgenomen. Daarin staat het volgende:

Blijkbaar vraagt West veel meer (‘driedubbele productie’) dan de organisaties kunnen leveren. De grote problemen binnen de sociale Basis komen dus uit mijn stadsdeel vandaan.

Had ik dat moeten weten? Had ik dat kunnen weten? Had ik er iets aan moeten of kunnen doen?

Is of was het mijn taak om het dagelijks bestuur hierop aan te spreken?

Dat lijkt mij van wel. Maar het stelsel is er niet op ingericht. Onbewust ben ik daardoor onderdeel geworden van het probleem. Althans: is er echt een probleem? Of is het juist prima dat organisaties in West meer leveren voor het hetzelfde geld? Ook dat is in de huidige inrichting niet eenvoudig te achterhalen voor commissieleden. Hopelijk wordt hier door de gemeenteraad rekening mee gehouden als het stelsel gewijzigd gaat worden.

De Bos en Lommermarkt

De Bos en Lommermarkt verdwijnt. Alweer. Ditmaal gaat het om ‘de tijdelijke markt’ die was ingesteld (als proef) na het opheffen van de markt op het Bos- en Lommerplein. De reden: te weinig kramen en bezoekers.

Amsterdam en de markten die zij beheert zijn geen gelukkige combinatie. In maart dit jaar oordeelde de Ombudsman hard: Gemeente verwaarloost Amsterdamse markten.

Marktkooplieden zouden zich - volgens de ombudsman - onheus bejegend voelen door de gemeente. Daarbij komt de gemeente (en in het bijzonder de stadsdeelbesturen) beloftes, verantwoordelijkheden en de eigen verordeningen niet na.

Kortom: het is een rotzooitje. De markten die het in Amsterdam wel goed doen? Private markten als de Siermarkt. Het ‘recept voor succes’ is volgens het Parool dat de niet-gemeentelijke markten meer vrijheid hebben om zelf de inrichting te bepalen. Tjah, de gemeente op afstand als oplossing voor de problemen..

Opvallend is dat in de Ombudsman-rapportage er niet gesproken wordt over de markt(en) in West (Bos- en Lommer en Ten Kate). Gaat het bij ons wel goed? Waarom zijn wij dan tot tweemaal toe er één kwijtgeraakt?

Wederom is het de vraag wie dat zou moeten weten. Wederom zou het antwoord de stadsdeelcommissie moeten zijn. Het was daarom ook jammer dat de mededeling dat de tijdelijke markt (op korte termijn) zou stoppen ons toch overviel. Wij hadden nadrukkelijk gevraagd om op de hoogte te blijven. Mijn collega in de stadsdeelcommissie (die boven de markt woont) kon direct vanuit zijn raam zien dat het niet goed ging.

Volgende week dinsdag gaan wij met het dagelijks bestuur over de Bos- en Lommermarkt praten. Wat ging er mis? Voor mij belangrijk dat het gemeentebestuur weer grip krijgt op de markten die zij beheert en ook initieert. Anders toch maar privatiseren..